De toonaangevende Noord-Amerikaanse certificeerder voor kraanmachinisten, NCCCO, laat de eis voor een machinist vallen om met succes een praktische beoordelingstest te voltooien om door de organisatie te worden gecertificeerd.
De wijziging, die in januari van kracht wordt, is van toepassing op alle NCCCO-certificeringen. Vanaf dat moment is de werkgever van de bediener verantwoordelijk voor het uitvoeren van een ‘hands on’ fysieke / praktische test voor de specifieke kraan die de bediener zal gebruiken, maar deze zal niet langer deel uitmaken van de formele certificering.
Thom Sicklesteel, CEO van NCCCO zei: “De beslissing is genomen omdat de fysieke eisen die aan een gecertificeerde kraanmachinist worden gesteld veranderen op basis van factoren zoals het type en de configuratie van de kraan en de omgeving waarin deze werkt, feiten die alleen de werkgever bekend zijn dan de certificatie-instelling. Dit doet op geen enkele manier af aan het belang om ervoor te zorgen dat een bediener fysiek gekwalificeerd is, omdat fysieke onderzoeken een cruciaal onderdeel zijn van het kwalificeren van een bediener, maar ze niet overeenkomen met de certificeringscomponent. Certificeringen zijn gebaseerd op het type kraan, terwijl fysieke vereisten zijn gebaseerd op de specifieke te bedienen kraan en kunnen wezenlijk verschillen voor kranen, zelfs binnen hetzelfde kraantype. Taken waarbij de kranen naar meerdere posities worden verplaatst of die meer cyclisch werk hebben, zijn doorgaans veeleisender.”
“Werkgevers moeten hun kraanmachinisten kwalificeren door te bepalen of ze in staat zijn om de specifieke kraan te bedienen waaraan ze zullen werken en in staat zijn het soort werk uit te voeren dat ze zullen worden toegewezen. Een certificeerder kan gewoonweg deze informatie niet kennen en kan dus niet bepalen of een bediener fysiek gekwalificeerd is.”
“Het is daarom de mening van NCCCO dat alleen werkgevers in staat zijn om de specifieke capaciteiten van een individu te bepalen. Nu OSHA van werkgevers verlangt dat ze evaluaties van al hun bedieners uitvoeren in de context van de apparatuur die ze zullen gebruiken en het werk dat ze zullen doen, is het ook logisch dat het de werkgever het best de fysieke capaciteiten van elke bediener kan bepalen.”
